teamgenoot - Zelfstandignaamwoord
1. personen die in hetzelfde team samenwerken of sporten
♢ De enige man in de groep springt naar voren. Hij kwam tot nieuwe inzichten door een gedachte aan zijn wekelijkse voetbaltraining. „Als ik een bal verkeerd schiet, hoor ik dat nog drie keer van mijn teamgenoten”, vertelt hij in de kring. „Eigenlijk is hun negatieve oordeel de enige reden dat ik baal van zo’n bal.” „Heel goed”, zegt Van der Drift. „Het is vaak de omgeving die jou vertelt dat iets fout is, waardoor je het gaat geloven.”
Woordherkomst
samenstelling van team en genoot
Synoniemen
ploegmakker, medespeler, maat, collega, gabber, kompaan, partner, metgezel
Antoniemen
tegenstander, concurrent
Gepubliceerd op 01-11-2017
teamgenoot
betekenis & definitie