tam - Bijvoeglijk naamwoord
1. (dierkunde) gewend aan omgang met mensen
♢ Zij hadden een tamme kraai.
2. (figuurlijk) saai, slaapverwekkend
Antoniemen
[1] wild
[2] enerverend , boeiend, interessant
Gepubliceerd op 01-11-2017
tam
betekenis & definitie