stroom - Zelfstandignaamwoord
1. rivier, beek
♢ Bij donker woud en brede stromen.
2. (elektrotechniek) elektrische stroom
♢ We zitten zonder stroom, dat wordt geen accu opladen vandaag.
3. in bepaalde richting bewegende massa, zoals een groep mensen, dieren, andere objecten
♢ Tegen de stroom in lopen.
stroom - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stromen
♢ Ik stroom
2. gebiedende wijs van stromen
♢ stroom!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stromen
♢ stroom je?
Synoniemen
[2] elektriciteit
Verwante begrippen
[2] spanning
Gepubliceerd op 02-11-2017
stroom
betekenis & definitie