straffe - Werkwoord
1. aanvoegende wijs van straffen
♢ Men straffe steeds in kalmte, met een koel hoofd en een warm hart.
straffe - Zelfstandignaamwoord
1. bijvorm van straf in: op straffe van — met de bijbehorende straf van
♢ Dit is op straffe van een boete van ten hoogste duizend gulden verboden.
straffe - Bijvoeglijk naamwoord
1. verbogen vorm van de stellende trap van straf
♢ Een straffe oostenwind bolt de zeilen.
Gepubliceerd op 02-11-2017
straffe
betekenis & definitie