straal - Zelfstandignaamwoord
1. (wiskunde) een rechte lijn vanaf het middelpunt naar een punt op een boloppervlak of cirkelomtrek
♢ Neem de straal tussen de punten van een passer, en trek de cirkel.
2. (natuurkunde) een rechte, smalle bundel van elektromagnetische straling (licht, radio, warmte, röntgen enz.)
♢ Een laser geeft een perfecte straal licht.
3. (natuurkunde) een smalle bundel van een gas of vloeistof die door overdruk uit een vat of slang spuit
♢ Bij een slagaderlijke bloeding spuit het bloed er in een straal uit.
straal - Bijwoord
1. (psychologie) zonder de aanwezigheid van anderen te willen of kunnen opmerken
♢ Hij negeert ons, of hij was in gedachten verzonken want hij liep ons straal voorbij.
straal - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stralen
♢ Ik straal
2. gebiedende wijs van stralen
♢ straal!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stralen
♢ straal je?
Synoniemen
[1] radius
Antoniemen
[3] damp, druppel, guts, mist, wolk
Verwante begrippen
[1] bol, cilinder, cirkel, middellijn, rechte, [2] laser, reflector, schijnwerper, vuurtoren, zoeklicht, [3] fontein, brandslang, druk, lekkage, spuit, steekvlam, turbine, uitlaatpijp, voorstuwing, waterkanon, waterkraan
Gepubliceerd op 02-11-2017
straal
betekenis & definitie