stok - Zelfstandignaamwoord
1. langwerpig voorwerp om te stoten, slaan, aanraken, aangeven (van toon), steken, te likken of te prikken
2. (spel) voorraad speelkaarten die na het rondgeven overblijven en waarvan men kan nemen of kopen
3. een gedeelte van een stuk (effect, cheque) zonder het betalings- of ontvangstbewijs, souche, talon
stok - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stokken
♢ Ik stok
2. gebiedende wijs van stokken
♢ stok!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stokken
♢ stok je?
Verwante begrippen
staf
Gepubliceerd op 02-11-2017
stok
betekenis & definitie