stoep - Zelfstandignaamwoord
1. meestal stenen verhoging bij de ingang van een woning
♢ Zij was de stoep aan het boenen.
2. (verkeer) een vaak verhoogd onderdeel van een weg bedoeld voor voetgangers
♢ De stoep was onbegaanbaar vanwege de vele losliggende tegels.
♢ Jaap loopt op de stoep.
stoep - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stoepen
♢ Ik stoep
2. gebiedende wijs van stoepen
♢ stoep!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stoepen
♢ stoep je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ op de stoep staan
Synoniemen
[1] bordes
[2] trottoir, voetpad
Gepubliceerd op 02-11-2017
stoep
betekenis & definitie