Gepubliceerd op 02-11-2017

stempel

betekenis & definitie

stempel - Zelfstandignaamwoord
1. een voorwerp met een ingesneden oppervlak waarmee afdrukken gemaakt kunnen worden met inkt of in lak
Hij zette er zijn stempel op.
2. een afdruk van [1]
Het stempel op de postzegel liet zien dat de brief in Rolde gepost was.
3. (bouwkunde) balk of schoor ter ondersteuning
De stempels blijven onder de bekisting van de betonbalken staan totdat deze voldoende verhard zijn.
Er worden stempels gebruikt om de keerwanden van een bouwkuip uiteen te houden.
4. (plantkunde) bovenste gedeelte van de bloemstamper

stempel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stempelen
♢ Ik stempel
2. gebiedende wijs van stempelen
stempel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stempelen
stempel je?