Gepubliceerd op 02-11-2017

steenkoud

betekenis & definitie

steenkoud - Bijvoeglijk naamwoord
1. heel erg koud
Hij plaatst ze in de serre van een groot huis, de minst geschikte plek om zich hartje winter op te houden. Het is er steenkoud, de verwarming hapert, de familieleden kleumen. De lokatie is een psychologische metafoor: van diepgevroren emoties.
2. zonder medegevoel, harteloos
Bij die ouders en hun schare personeel groeide Juliana op in een soms steenkoud paleis. Daar ontwikkelde ze al snel het verlangen om ‘gewoon’ te zijn. Dat verlangen was voorstelbaar, de onmogelijkheid om het werkelijk te realiseren was evident.

Woordherkomst
samenstelling van steen en koud

Synoniemen
[1] kil, koud, ijskoud, ijzig, bevroren
[2] kil, harteloos, gevoelloos, medogenloos, ongevoelig

Antoniemen
[1] warm, heet
[2] hartverwarmend