Gepubliceerd op 02-11-2017

sporthal

betekenis & definitie

sporthal - Zelfstandignaamwoord
1. Zeer grote verdekte sportaccommodatie bijvoorbeeld voor tennis.
In Nederland waren er in 2000 ongeveer 2210 overdekte accommodaties. Daarvan waren er 500 sportzalen en 900 sporthallen.

Woordherkomst
samenstelling van sport en hal