spit - Zelfstandignaamwoord
1. een draaiende staak waarop men vlees of een geslacht dier spietst en boven of naast een hittebron roostert
♢ Ze had een lekker kippetje aan het spit gebraden.
2. (medisch) hevige lage rugpijn, lendenpijn
spit - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van spitten
2. gebiedenwijs van spitten
Synoniemen
[2]: lumbago, verschot
Gepubliceerd op 02-11-2017
spit
betekenis & definitie