spek - Zelfstandignaamwoord
1. (biologie), (voeding) een laag vet tussen huid en vlees bij grote zoogdieren
♢ Hij at 's morgens graag eieren met gebakken spek.
2. sponzige zoetwaar
3. snoep, suikergoed
spek - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spekken
♢ Ik spek
2. gebiedende wijs van spekken
♢ spek!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spekken
♢ spek je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ Met spek schieten
overdrijven of opscheppen
♦ Voor spek en bonen meedoen
zonder winst of kost laten meedoen ofwel: meedoen maar door de andere deelnemers niet serieus worden genomen
♦ Er voor spek en bonen bijzitten
niet meetellen
Gepubliceerd op 02-11-2017
spek
betekenis & definitie