slager - Zelfstandignaamwoord
1. een verkoper van vlees
♢ Hij is naar de slager voor gehakt.
2. een slachter
♢ Pas op voor die slager!
3. een wreed mens
♢ Die slager is erg gevaarlijk.
4. (informeel) chirurg
♢ Ik moet morgen nog naar de slager.
Woordherkomst
Naamwoord van handeling van slaan met het achtervoegsel -er
Synoniemen
[1] beenhouwer
[2] slachter
Gepubliceerd op 02-11-2017
slager
betekenis & definitie