Oudsaksisch - Zelfstandignaamwoord
1. (taal) de voorloper van het huidige Nedersaksisch in de periode 650-1100
Oudsaksisch - Bijvoeglijk naamwoord
1. behorend tot of afkomstig uit het Oudsaksisch
♢ Op basis van deze naam meent de oudgermanist Quak dat de tekst niet Oudnederlands maar Oudsaksisch is.
Woordherkomst
samenstelling van oud(bijvoeglijk naamwoord) en Saksisch(zelfstandig naamwoord)
Gepubliceerd op 31-10-2017
Oudsaksisch
betekenis & definitie