onvoorwaardelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. zonder uitzondering, zonder clausule, zonder beperkingen
♢ Hij had onvoorwaardelijke trouw aan de koning gezworen.
♢ Hij had een onvoorwaardelijk vertrouwen in zijn dokter.
Woordherkomst
afgeleid van voorwaarde met het voorvoegsel on- met het achtervoegsel -lijk
Synoniemen
absoluut, volledig, blindelings
Gepubliceerd op 04-12-2017
onvoorwaardelijk
betekenis & definitie