Gepubliceerd op 04-12-2017

omtrekken

betekenis & definitie

ómtrekken - Werkwoord
1. (ov) iets uit een staande positie brengen door het met een krachtige beweging naar je toe te halen
1. (ov) omver smijten, neerhalen
Bij het omtrekken van het muurwerk van het kasteel zullen grote delen op het gewelf terecht zijn gekomen.|#
2. (ov) (figuurlijk) van een verheven positie beroven, omverwerpen
Ze zetten je als KGB-agent neer die het koningshuis wil omtrekken, (…)|#
3. (ov) in een gekantelde positie brengen, overhalen
Mijn vader had er ook plezier in mijn broer en mij de weetjes van een spoorman bij te brengen: waarom de wagenmeester met zijn hamer op de wielen sloeg, hoe een wissel werd omgetrokken, (…)|#
2. (ov) er de randen van aangeven, er de contouren van markeren
1. (ov) ergens een lijn omheen tekenen
De derde en de vierde les werden besteed aan het omtrekken van de potloodlijnen met inkt en de laatste stap was het inkleuren met gewassen inkt.|#
2. (ov) (figuurlijk) denkbeeldig markeren
In de verte zagen wij een zwakke branding spatten tegen de rotspunten van Nordnaes en die omtrekken met een lijn van wit en bobbelend schuim; (…)|#
3. (ov) eromheen geplaatst zijn, eromheen aangebracht zijn
De ornamentatie beperkt zich tot enkele lijnen die langs de hals en de onderkant van de mantel omgetrokken zijn.|#
3. (ov) een draaiende beweging veroorzaken door iets met enige kracht naar je toe te halen
1. (ov) door trekkracht laten ronddraaien
(…) door schimmels omgetrokken caroussels, (…)|#
2. (ov) door rukken in een andere stand draaien
Raas worden omgetrokken, touwen gevierd en weer vastgesjord.|#
4. (ov) (verouderd) verwisselen door aan- en uitdoen (van kousen en schoeisel, om te voorkomen dat ze ongelijkmatig slijten)
De laarzen waren gauw losgeveterd, de roodbruine kousen afgestroopt en omgetrokken.
5. (intr) ergens omheen gaan
Onze derde groep was omgetrokken en kwam juist op tijd in aktie, onzichtbaar achter een bosrand.
6. (intr) (verouderd) rondreizen
Trek nu om, door alle stammen van Israël, van Dan tot Ber-seba toe, en tel het volk, opdat ik het getal des volks wete.

omtrekken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord omtrek
1. buitenranden, contouren
De foto is niet overdreven scherp, vooral de grote karakteristieke omtrekken worden duidelijk weergegeven: zo tekent hij het gezicht.|#
2. nabijgelegen plek(ken) (het meervoud is hier vooral versterkend bedoeld)
In geen omtrekken nog enige intelligentsia te bekennen, tenzij je de joden en de zelfstandigen daarmee zou verwarren.|#
3. (figuurlijk) globale, niet uitgewerkte weergave, contouren, schets
Kunt u dan in omtrekken uw loopbaan als antiquaar beschrijven?|#

omtrékken - Werkwoord

Woordherkomst
[werkwoord]: van het Middelnederlandse woord ommetrecken, op te vatten als samenstelling van om(bijwoord) en trekken(werkwoord)
[zelfstandig naamwoord]: omtrek met de uitgang -en

Synoniemen
[1.2] wijde omtrek