ómtrekken - Werkwoord
1. (ov) iets uit een staande positie brengen door het met een krachtige beweging naar je toe te halen
1. (ov) omver smijten, neerhalen
♢ Bij het omtrekken van het muurwerk van het kasteel zullen grote delen op het gewelf terecht zijn gekomen.|#
2. (ov) (figuurlijk) van een verheven positie beroven, omverwerpen
♢ Ze zetten je als KGB-agent neer die het koningshuis wil omtrekken, (…)|#
3. (ov) in een gekantelde positie brengen, overhalen
♢ Mijn vader had er ook plezier in mijn broer en mij de weetjes van een spoorman bij te brengen: waarom de wagenmeester met zijn hamer op de wielen sloeg, hoe een wissel werd omgetrokken, (…)|#
2. (ov) er de randen van aangeven, er de contouren van markeren
1. (ov) ergens een lijn omheen tekenen
♢ De derde en de vierde les werden besteed aan het omtrekken van de potloodlijnen met inkt en de laatste stap was het inkleuren met gewassen inkt.|#
2. (ov) (figuurlijk) denkbeeldig markeren
♢ In de verte zagen wij een zwakke branding spatten tegen de rotspunten van Nordnaes en die omtrekken met een lijn van wit en bobbelend schuim; (…)|#
3. (ov) eromheen geplaatst zijn, eromheen aangebracht zijn
♢ De ornamentatie beperkt zich tot enkele lijnen die langs de hals en de onderkant van de mantel omgetrokken zijn.|#
3. (ov) een draaiende beweging veroorzaken door iets met enige kracht naar je toe te halen
1. (ov) door trekkracht laten ronddraaien
♢ (…) door schimmels omgetrokken caroussels, (…)|#
2. (ov) door rukken in een andere stand draaien
♢ Raas worden omgetrokken, touwen gevierd en weer vastgesjord.|#
4. (ov) (verouderd) verwisselen door aan- en uitdoen (van kousen en schoeisel, om te voorkomen dat ze ongelijkmatig slijten)
♢ De laarzen waren gauw losgeveterd, de roodbruine kousen afgestroopt en omgetrokken.
5. (intr) ergens omheen gaan
♢ Onze derde groep was omgetrokken en kwam juist op tijd in aktie, onzichtbaar achter een bosrand.
6. (intr) (verouderd) rondreizen
♢ Trek nu om, door alle stammen van Israël, van Dan tot Ber-seba toe, en tel het volk, opdat ik het getal des volks wete.
omtrekken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord omtrek
1. buitenranden, contouren
♢ De foto is niet overdreven scherp, vooral de grote karakteristieke omtrekken worden duidelijk weergegeven: zo tekent hij het gezicht.|#
2. nabijgelegen plek(ken) (het meervoud is hier vooral versterkend bedoeld)
♢ In geen omtrekken nog enige intelligentsia te bekennen, tenzij je de joden en de zelfstandigen daarmee zou verwarren.|#
3. (figuurlijk) globale, niet uitgewerkte weergave, contouren, schets
♢ Kunt u dan in omtrekken uw loopbaan als antiquaar beschrijven?|#
omtrékken - Werkwoord
Woordherkomst
[werkwoord]: van het Middelnederlandse woord ommetrecken, op te vatten als samenstelling van om(bijwoord) en trekken(werkwoord)
[zelfstandig naamwoord]: omtrek met de uitgang -en
Synoniemen
[1.2] wijde omtrek
Gepubliceerd op 04-12-2017
omtrekken
betekenis & definitie