ómplanten - Werkwoord
1. (ov) (twee planten) van plaats verwisselen.
♢ Die begonia's zouden beter gedijen waar nu die tulpen staan; je zou ze beter omplanten.
2. (ov) (een plant) op een andere plaats zetten.
♢ Volgens mij staat die struik daar veel te vochtig en moet je ze omplanten naar een drogere plek.
omplánten - Werkwoord
1. (ov) (een ruimte) omringen met planten.
♢ Anke liet haar tuinpaadje omplanten met rozen.
Woordherkomst
samenstelling van om(bijwoord) en planten(werkwoord); deze samenstelling is een leenvertaling van het Duitse werkwoord umpflanzen.
Synoniemen
[2] overplanten, verplanten
Gepubliceerd op 04-12-2017
omplanten
betekenis & definitie