omgebouwd - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van ombouwen
omgebouwd - Bijvoeglijk naamwoord
1. van een gebouw dat het zodanig is verbouwd dat het een andere functie heeft
♢ Deze kerk is omgebouwd tot bibliotheek
♢ „Hoevelaken wordt nu omgebouwd zodat de grote verkeersstromen meer capaciteit krijgen. De boogstralen worden groter, waardoor het verkeer sneller kan rijden, en er komen meer rijstroken. Er gaan drie krullen uit. Bij het ontwerp was een van de problemen de beperkte ruimte: knooppunt Hoevelaken ligt in bebouwd terrein. Als je meer ruimte wil, moet je grond kopen en huizen kopen, dat is duur. Bovendien: er is een aansluiting met het dorpje Hoevelaken en dat maakt de situatie extra gecompliceerd. De krullen worden straks semi-directe verbindingen: je hoeft niet meer 270 graden rond om van richting te veranderen, maar gaat geleidelijk over grotere boogstralen.
Gepubliceerd op 04-12-2017
omgebouwd
betekenis & definitie