olijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. om een beetje te lachen, grappig, niet ernstig, leuk, opgewekt
♢ - (…) zo verluchtte hij zijn vertoog op diverse plaatsen met als olijk bedoelde plaatjes (…)
♢ - Mijn dochters hebben alle boeken over de olijke tweeling gelezen.
2. eigenlijk niet zoals het hoort, ondeugend, guitig
♢ - Zoals het olijk in het nationale rapport staat vermeld: ‘Fraude is het ongewenste restproduct van een beleid.’
Woordherkomst
van het Middelnederlandse woord odelijc {{ebank|}}
Gepubliceerd op 04-12-2017
olijk
betekenis & definitie