Gepubliceerd op 04-12-2017

natuurschoon

betekenis & definitie

natuurschoon - Zelfstandignaamwoord
1. mooie en waardevolle natuur
Dennis en Esther gingen in november op prospectie naar Canada. Ze waren onder de indruk van de sociaaleconomische ontwikkeling en het natuurschoon maar de gedachte aan migreren stond hen tegen. Canada was té koud, té leeg, een brug te ver.
Tijdens Hemelvaarstdag hebben de vrijwilligers bij het MBS enige hinder ondervonden. De treinen hadden te kampen met vertragingen vanwege werkzaamheden. "Maar verder konden passagiers gewoon genieten van het natuurschoon onderweg. Uiteindelijk is alles in goed overleg gegaan en zijn we met Rijkswaterstaat en de aannemer tot een goede oplossing gekomen. Door de gemaakte afspraken kunnen de treinen van MBS zoveel mogelijk rijden tijdens het seizoen."

Woordherkomst
samenstelling van natuur(zelfstandig naamwoord) en schoon(zelfstandig naamwoord)