Gepubliceerd op 04-12-2017

muis

betekenis & definitie

muis - Zelfstandignaamwoord
1. (knaagdieren) klein knaagdier, meestal van het geslacht Mus, met spitse snuit, grote oren en ogen en een lange, bijna onbehaarde staart
2. verlegen, onopvallend persoon
3. (informatica) invoerapparaat voor de computer dat wordt bewogen over een mat of ander oppervlak om een aanwijzer op een beeldscherm te bewegen
Mijn muis was stuk dus moest ik alles met het toetsenbord doen.
4. (anatomie) het onderste vlezige deel van de duim
5. (alleen verkleinwoord meervoud) gesuikerde anijszaadjes, gebruikt als broodbeleg
Als er een kind geboren is, wordt traditioneel getrakteerd op beschuit met muisjes.

muis - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van muizen
♢ Ik muis
2. gebiedende wijs van muizen
muis!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van muizen
muis je?

Synoniemen
[3] computermuis