monochromator - Zelfstandignaamwoord
1. (optica) een toestel dat, gewoonlijk door strooiing aan een rooster, slechts één bepaalde golflengte van de aangeboden straling doorlaat
♢ Voor Röntgenstraling bestaat een monochromator gewoonlijk uit een éénkristal dat onder een specifieke hoek belicht wordt.
Woordherkomst
afgeleid van het Griekse 'chrōma' (kleur) met het voorvoegsel mono- met het achtervoegsel -or
Gepubliceerd op 04-12-2017
monochromator
betekenis & definitie