minus - Bijwoord
1. verminderd met, zonder
♢ Vrienden zijn meestal geweldig, en als ze een relatie hebben zijn ze ook geweldig minus een half jaar: de eerste drie maanden van de verkering zijn ze irritant gelukkig en de laatste drie maanden van de verbintenis moet je ze dagelijks opvegen.
minus - Zelfstandignaamwoord
1. (economie) negatief saldo
2. (wiskunde) symbool om een negatieve waarde of een aftrekking aan te geven
Woordherkomst
van het Latijnse woord minus
Synoniemen
min
[1] deficit
[1] tekort
[2] minteken
Gepubliceerd op 04-12-2017
minus
betekenis & definitie