meanderen - Werkwoord
1. (inerg) bochtig door het landschap kronkelen
♢ De Dortherbeek heeft, getuige de sterk slingerende gemeentegrens, in het verleden sterk gemeanderd.
2. (ov) in zijn oorspronkelijke kronkelende loop herstellen
♢ De loop van dit riviertje is vanaf hier al gemeanderd door Het Brabants Landschap.
3. ergatief overdrachtelijk langs een kronkelende weg reizen
♢ De reis startte in Delhi van waaruit we naar het zuiden zijn gemeanderd via Agra, Jaipur, Pushkar, Jodhpur en Udaipur.
4. (ov) kronkelend afwerken bij het naaien
♢ De rand heb ik met de machine gemeanderd om 'm wat extra stevigheid te geven.
Gepubliceerd op 04-12-2017
meanderen
betekenis & definitie