matroos - Zelfstandignaamwoord
1. (beroep), (scheepvaart) een zeeman van de laagste rang
Woordherkomst
Afkomstig van het Nederlandse matte (slaapplaats) en (ge)noot, dus iemand met wie men de slaapplaats deelt.
Gepubliceerd op 04-12-2017
matroos
betekenis & definitie