majeur - Bijvoeglijk naamwoord
1. (muziek) een toonsoort met een opgeruimd karakter
♢ Na deze ernstige passage, eindigt het stuk in majeur.
2. (muziek) “groot” in de benaming van bepaalde intervallen, akkoorden en toonladders; wordt vaak genoemd in combinatie met het terts-interval
♢ Een terts is een interval dat: “groot” (majeur), “klein” (mineur), “overmatig” of “verminderd” kan zijn.
♢ Een grotetertstoonladder, een majeurtoonladder, heeft als derde toon een “grote terts.”
♢ Een groot akkoord, een majeurakkoord, heeft minimaal het interval “grote terts.”
Woordherkomst
Van het Latijnse “maior” via Frans “majeur” (groter, grootste)
Synoniemen
grotertertstoonaard, grotetertstoonladder, grotetertstoonschaal, grotetertstoonsoort
Antoniemen
kleinetertstoonaard, kleinetertstoonladder, kleinetertstoonschaal, kleinetertstoonsoort, mineur
Verwante begrippen
akkoord, grondtoon, interval, leidtoon, slottoon, stamtoon, tonica
Gepubliceerd op 04-12-2017
majeur
betekenis & definitie