majesteit - Zelfstandignaamwoord
1. glorieuze verhevenheid
♢ En daar zetelt hij in majesteit.
2. een vorst of vorstin waaraan als titel [1] wordt toegedicht
♢ Beide majesteiten namen plaats op hun zetels en daarmee begon de plechtigheid.
majesteit - Tussenwerpsel
1. aanspreektitel van een koning of koningin
♢ Wij zijn zeer verheugd u te kunnen begroeten, majesteit!
Woordherkomst
afgeleid van het Franse majesté (met het achtervoegsel -teit)
Verwante begrippen
eerwaarde, hoogheid
Gepubliceerd op 04-12-2017
majesteit
betekenis & definitie