maand - Zelfstandignaamwoord
1. (tijdrekening), (eenheid) elk van de twaalf met een eigen naam onderscheiden tijdvakken van 28, 30 of 31 dagen waarin een jaar verdeeld wordt
♢ Ik ben geboren in de maand juli.
Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: maent
Oudernederlands: mānoth
Germaans: *mēnōþs
Indo-Europees: *mḗh₁n̥s
Uitdrukkingen en gezegden
♦ de afgelopen maanden
Gepubliceerd op 04-12-2017
maand
betekenis & definitie