lust - Zelfstandignaamwoord
1. (seksualiteit) seksueel verlangen, geilheid, wellust
♢ Hij gaf toe aan zijn dierlijke lusten.
2. behoefte of verlangen (zin om) iets te doen
♢ Na die vermoeiende dag had hij geen enkele lust meer om dat te doen.
3. plezier, genot
lust - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van lusten
2. gebiedenwijs van lusten
Woordherkomst
Lust betekent begeerte, hevig verlangen. Het woord verscheen omstreeks 1265-1270 in de Middelnederlandse taal, onder invloed van het Oudhoogduitse, Oudfriese en Oudengelse lust, het Oudsaksische lusta en het Gotische lustus. Het woord hangt samen met het Latijnse lascivus, "dartel", het Oudgriekse lilaiomai, "ik begeer", en Oudindisch lasati, "hij streeft
Antoniemen
onlust
Verwante begrippen
begeerte, hartstocht, neiging, roes, verwoedheid, wens, zucht
Gepubliceerd op 04-12-2017
lust
betekenis & definitie