Gepubliceerd op 04-12-2017

luidens

betekenis & definitie

luidens - Zelfstandignaamwoord
1. genitief van luiden
Hij moest ondragelijk lang wachten, dacht hij; hij schelde nogmaals - en nog eens tot luidens toe - de dienstmaagd kwam buiten adem aanloopen.[http://dbnl.org/tekst/hase001twee01_01/hase001twee01_01_0005.php Betsy Hasebroek], Twee vrouwen.
Erven F. Bohn, Haarlem 1840


luidens - Voorzetsel
1. zoals dat beschreven is in
Luidens de statuten is alleen de voorzitter daartoe gemachtigd.