lossen - Werkwoord
1. (ov) losser maken
♢ Het regime lijkt de ijzeren greep op het land wat te lossen.
2. (ov) afschieten
♢ Tijdens de achtervolging losten de agenten een aantal schoten.
3. (ov) ontladen, afladen
♢ Het schip lost zijn lading in de haven.
4. (ov) zich ontdoen van
♢ De renner loste in de laatste ronde zijn laatste medevluchter.
5. (inerg) afhaken, achteropraken
♢ De geletruidrager kon nog even bij het groepje aanhaken maar moest toen toch lossen.
lossen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord los
Woordherkomst
afgeleid van los met het achtervoegsel -en
Verwante begrippen
loslaten, tappen, uitlaten, vieren, weglaten
Gepubliceerd op 04-12-2017
lossen
betekenis & definitie