loopplank - Zelfstandignaamwoord
1. plank waarover men kan lopen vooral om van de wal op een boot te komen
♢ Toen de Coolsingel, de hoofdstraat van de stad waar tot op de dag van vandaag niemand woont, in de jaren zestig enigszins was opgeknapt, werd een gigantische bouwput gegraven voor de aanleg van de metro. Jarenlang kluunden de Rotterdammers langs omheinde bouwplaatsen en putten, over noodbruggetjes en loopplanken om hun boodschappen te doen.
Woordherkomst
samenstelling van loop(werkwoord) en plank
Synoniemen
valreep
Gepubliceerd op 04-12-2017
loopplank
betekenis & definitie