Gepubliceerd op 04-12-2017

lompheid

betekenis & definitie

lompheid - Zelfstandignaamwoord
1. grove onbeleefdheid
En zo voelt het ook voor de hoofdpersoon van de roman De meisjes waarmee de jonge Amerikaanse schrijfster Emma Cline dezer dagen furore maakt. Het gaat over een meisje dat van haar moeder leerde dat je pijn over routineuze lompheid hoort te verbijten „met beschaafd gedrag".
2. domheid
„Op sommige punten is het einde van de beschaving nabij. De boertigheid en de lompheid hebben dit jaar vrij spel gehad. Het grove taalgebruik is in de politiek en de rest van Nederland geaccepteerd en wordt vrij toegepast.”

Woordherkomst
afleiding van lomp en met het achtervoegsel -heid

Synoniemen
[1] onbehouwenheid, grofheid, onbeschaafdheid, plompheid, ruwheid, botheid, onbehoorlijkheid, onbeleefdheid, tactloosheid
[2] onbeholpenheid, onhandigheid, achterlijkheid, boersheid

Antoniemen
fijnheid, sierlijkheid