loeder - Zelfstandignaamwoord
1. gemeen persoon
♢ Mijn vader is de dader en mijn moeder is een loeder, vond de boze puber.
♢ Een man die op Jan Wolkers lijkt vertelt dat zijn overleden vrouw soms „door het huis spookt”, dan liggen er ineens dingen op de grond. „Dan zeg ik: waar ben je mee bezig geweest, loeder!”
2. lokaas
Woordherkomst
verlokkende gestalte
Synoniemen
kreng, deugniet, doerak, ellendeling, feeks, gemenerik, klootzak, kwelgeest, rotzak, schurk, smeerlap
Gepubliceerd op 04-12-2017
loeder
betekenis & definitie