lawaai - Zelfstandignaamwoord
1. luid en storend geluid
♢ Er was een feestje boven en er werd tot in de kleine uurtjes flink lawaai gemaakt.
lawaai - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lawaaien
♢ Ik lawaai
2. gebiedende wijs van lawaaien
♢ lawaai!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lawaaien
♢ lawaai je?
Woordherkomst
Mogelijk een verbastering van het Franse l'aubade (de morgengroet).
Verwante begrippen
geschreeuw, herrie, kabaal, laweit, rumoer, tumult, geluidshinder
Gepubliceerd op 04-12-2017
lawaai
betekenis & definitie