landsman - Zelfstandignaamwoord
1. (verouderd) tot een bepaald land behorende persoon
♢ Na den dood van den stadhouder Joost van Lalaing werd heer Jan, ingevolge het van Maximiliaan verkregen privilegie, dat de stadhouder een landsman moest zijn, zijn opvolger.
2. landgenoot
♢ Rorik vertrok toen met zijn landsman Godfried naar Denemarken om een gooi te doen naar het koningschap.
3. (Jiddisch-Hebreeuws) landgenoot|land-, streekgenoot|streek- of plaatsgenoot
Woordherkomst
[1],[2] uit Middelnederlands lantsman; op te vatten als samenstelling van de genitiefvorm van land en man met het invoegsel -s-, dus "man van het land"
[3] Jiddisj
Synoniemen
[2]: landgenoot
Gepubliceerd op 04-12-2017
landsman
betekenis & definitie