krul - Zelfstandignaamwoord
1. spiraalsgewijs gekromde vorm
♢ Hij had in de hoeken wat krullen getekend ter versiering.
2. lok haar die de vorm van [1] aanneemt
♢ Hij had allemaal rode krulletjes.
krul - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krullen
♢ Ik krul
2. gebiedende wijs van krullen
♢ krul!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krullen
♢ krul je?
Gepubliceerd op 04-12-2017
krul
betekenis & definitie