kruk - Zelfstandignaamwoord
1. een simpel zitmeubel zonder leuningen
♢ Alle stoelen zijn bezet, maar er staat daar nog wel een kruk.
2. een hulpmiddel bij het lopen
♢ Hij loopt nu al twee weken met krukken.
3. korte vorm van “deurkruk”, een simpel handvat waarmee een deur geopend kan worden
♢ Hij draaide de kruk van de deur en stapte binnen.
4. (techniek) een dwarsstaafje dat als handgreep dient, en dat haaks door een schacht van een bedieningsknop, gereedschap, etc. steekt
♢ Een dopsleutel met een kruk.
5. (techniek) een van de centrale as uitstekend deel van een krukas
♢ Op de krukken van een krukas komen vaak grote krachten te staan.
6. een onhandig persoon
Verwante begrippen
[1] stoel, [2] stok, rollator, wandelstok, [4] draaiknop, heft, hecht, handel, knop, [5] kluns
Gepubliceerd op 04-12-2017
kruk
betekenis & definitie