kroos - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) een geslacht van vrij op het water drijvende waterplanten uit de familie Lemnaceae of, tegenwoordig, Araceae
2. inkeping in een duig
3. klokhuis
4. pruim
5. rente
kroos - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krozen
♢ Ik kroos
2. gebiedende wijs van krozen
♢ kroos!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krozen
♢ kroos je?
Gepubliceerd op 04-12-2017
kroos
betekenis & definitie