Gepubliceerd op 04-12-2017

krochen

betekenis & definitie

krochen - Werkwoord
1. kreunen, kermen, steunen; als gevolg van pijn, inspanning of ongemak
Gij krocht als een koe die moet kalven.
2. hevig kuchen, erg hoesten
Cecilia: gij hoort hoe Jan-Oom alle dagen meer en meer begint te krochen; zijne borst is weg.

Woordherkomst
van het Middelnederlandse woord crochen, cognaat met Duits krochen, kröchen; klanknabootsend werkwoord dat vooral nog in Noord-Brabant en Oost-Vlaanderen gebruikt wordt

Synoniemen
kruchen
[1] kreunen, kermen, steunen