Gepubliceerd op 04-12-2017

koeken

betekenis & definitie

koeken - Werkwoord
1. ergatief tot een klont, een koek worden
Toen die geleverd werd bleek [dat] die zo aan elkaar gekoekt was dat het zout niet in de strooimolens kon.

koeken - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord koek