Gepubliceerd op 04-12-2017

knieband

betekenis & definitie

knieband - Zelfstandignaamwoord
1. pees die een onderdeel vormt van het knie gewricht
Plat werd in 1991 geboren met een afwijking die geen specifieke naam draagt. Zijn linkerbeen is veel te kort, mist bovendien kniebanden, en rechts was vergroeid, zodanig dat een groot deel ervan moest worden afgezet. Met zijn bovenlijf was niets mis. Hij leerde lopen op zijn handen en een voet. De afwijking bleek niet overerfelijk - zijn jongere zusje, oudere zus en broer hebben niet wat hij heeft. „Ik heb gewoon pech gehad, maar ik weet gelukkig niet beter. Mijn ouders zeiden altijd: aanpakken jongen, doe wat je wel kan.”
2. kledingstuk dat bij de knie wordt vastgemaakt

knieband - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kniebanden
♢ Ik knieband
2. gebiedende wijs van kniebanden
knieband!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kniebanden
knieband je?

Woordherkomst
samenstelling van knie en band