kies - Zelfstandignaamwoord
1. een vrij grote tand die achter in de mond staat
♢ Ik had pijn in mijn kies, maar de tandarts kon het verhelpen.
2. (geologie) in de natuur voorkomende verbinding van zwavel met een metaal
kies - Bijvoeglijk naamwoord
1. van een nette smaak blijk gevend
kies - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kiezen
♢ Ik kies
2. gebiedende wijs van kiezen
♢ kies!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kiezen
♢ kies je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ Dat kan wel in mijn holle kies
Het is niet veel.
♦ Het voor zijn kiezen krijgen
Het zwaar te verduren krijgen.
♦ Iets achter de kiezen hebben
Iets afgehandeld/verwerkt hebben, m.n. gezegd van iets moeilijks.
Synoniemen
molaar
Antoniemen
onkies
Gepubliceerd op 04-12-2017
kies
betekenis & definitie