Gepubliceerd op 04-12-2017

kettingrook

betekenis & definitie

kettingrook - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kettingroken
♢ Ik kettingrook
2. gebiedende wijs van kettingroken
kettingrook!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kettingroken
kettingrook je?
Ik heb nog nooit veertien dagen niet gedoucht, terwijl ik kettingrook en uithuil op de schouder van tante Luddy.