kapotslaan - Werkwoord
1. (ov) iets beschadigen door het met geweld te raken
♢ Hij zag de kwajongens het bushokje kapotslaan.
2. (ov) (spreektaal) (figuurlijk) iemand door lijfelijk geweld met ernstig letsel buiten gevecht stellen
♢ Als je me aanraakt komt mijn vader je helemaal kapotslaan.
3. ergatief gebroken raken
♢ Het bootje is door de zware branding kapotgeslagen.
Woordherkomst
samenstelling van kapot(bijwoord) en slaan(werkwoord)
Synoniemen
[1],[3] stukslaan
[2] in elkaar slaan, verrot slaan
Gepubliceerd op 04-12-2017
kapotslaan
betekenis & definitie