Gepubliceerd op 04-12-2017

kansel

betekenis & definitie

kansel - Zelfstandignaamwoord
1. een kerkelijk, meestal verhoogd, meubelstuk waarvanaf de voorganger in de dienst zijn preek uitspreekt
De kerkgangers werden vanaf de kansel door de predikant toegesproken.

Woordherkomst
afgeleid van het Duitse Kanzel

Synoniemen
preekstoel