kaars - Zelfstandignaamwoord
1. een staaf of klomp van brandbaar materiaal met een lont
♢ Vroeger had men 's nachts slechts kaarsen als verlichting.
2. (natuurkunde), (eenheid), (verouderd) oude eenheid van lichtsterkte (de zg. normaalkaars, thans candela)
♢ De winkelier zei dat deze lamp een lichtsterkte heeft van 30 cd, vroeger zou men zeggen: "een lamp van 30 kaars.".
Verwante begrippen
IK (2), HK (2)
Gepubliceerd op 04-12-2017
kaars
betekenis & definitie