kaar - Zelfstandignaamwoord
1. (f)/(m) een depressie in een bergwand ontstaan door verwering en glaciale processen
2. (f)/(m) een watergevuld compartiment in een schip
♢ De vangst werd in de kaar vers gehouden.
3. (n) (molenaarsambacht) de trechtervormige opening die het gestorte graan opvangt
♢ Onder het kaar is een goot waarlangs het graan naar de steen kan glijden.
Synoniemen
[1] keteldal
[2] bun
Gepubliceerd op 04-12-2017
kaar
betekenis & definitie