Gepubliceerd op 04-12-2017

kaar

betekenis & definitie

kaar - Zelfstandignaamwoord
1. (f)/(m) een depressie in een bergwand ontstaan door verwering en glaciale processen
2. (f)/(m) een watergevuld compartiment in een schip
De vangst werd in de kaar vers gehouden.
3. (n) (molenaarsambacht) de trechtervormige opening die het gestorte graan opvangt
Onder het kaar is een goot waarlangs het graan naar de steen kan glijden.

Synoniemen
[1] keteldal
[2] bun