juf - Zelfstandignaamwoord
1. (onderwijs), (informeel) lerares van een lagere school of peuterklas
♢ Dat mochten we niet van de juf.
♢ Kaspar kwam zuchtend uit de peuterklas en zei: we moesten weer zo hard werken van de juf!.
2. jonge vrouw, meisje
♢ Ja, dat is een leuk juffie geworden.
♢ Regering van Suriname gaat niet door de knieën voor jufje Herfkens.
Synoniemen
[1] onderwijzeres, lerares, juffrouw, kinderjuf, kinderjuffrouw
juffrouw
Antoniemen
meester
Gepubliceerd op 04-12-2017
juf
betekenis & definitie