Gepubliceerd op 04-12-2017

isoglosse

betekenis & definitie

isoglosse - Zelfstandignaamwoord
1. (taalkunde) lijn op een dialectkaart (isoglossekaart) die gebieden begrenst waarbinnen een bepaald taalverschijnsel voorkomt

Woordherkomst
afgeleid van het Griekse 'glōssa' (tongval, taal) met het voorvoegsel iso-